De Bøyabreen is een steile gletsjer in het zuiden van de Jostedalsbreen die goeddeels is verdwenen uit het Bøyadalen.
De Bøyabreen daalt de Jostedalsbreen af richting het zuiden. Net onder de 1300 m verandert de tot dan toe tamelijk vlakke gletsjer in een steile ijsval die tot 600 m reikt. Af en toe breekt (brak) er ijs van de tong af en valt nog eens 400 m naar beneden, waar het ophoopt en een geregenereerde gletsjer in het Bøyadalen vormt.
Tegenwoordig is de geregenereerde gletsjer aan de voet van de rotswand een relatief klein veld van ijs en (vooral) sneeuw. Honderden meters kale rots scheiden het grijswitte hoopje van de ijsval, waardoor het moeilijk is voor te stellen dat beide rond 1995 nog aan elkaar vast zaten. Destijds groeiden de gletsjers in Noorwegen dankzij veel sneeuwval (zie Briksdalsbre Event). De Bøyabreen kwam daardoor weer in het meer Brevatnet uit.
De opvallende opmars van de Bøyabreen viel samen met de ontsluiting van het Bøyadalen. Tot 1988 was dit dal alleen toegankelijk per boot of via bergpaden. Dat veranderde toen de 6,4 km lange Fjærlandtunnel naar het noorden open ging, zes jaar later gevolgd door de zuidelijke Frudaltunnel van 6,8 km. Van de ene op de andere dag veranderde het Bøyadalen van een geïsoleerd dal in een belangrijke schakel tussen West- en Oost-Noorwegen, verbonden door route E5.
Vanwege de nieuwe tunnels en de nabijheid van gletsjers werd het Bøyadalen als ideale locatie gezien voor een gletsjermuseum. Aldus opende het Noorse Gletsjermuseum hier in 1991, toevallig net toen de gletsjer aan het groeien was. Op 8 km van de gletsjer en gelegen aan de E5, weerspiegelen de vorm en de materialen van het museum de omringende bergen (wikiarquitectura.com). Binnen kun je over klimaatverandering en gletsjerdynamiek leren. IJs van de Supphellebreen wordt gebruikt in de interactieve proefjes. Ook zijn er brokstukken van een vliegtuig te zien dat in 1972 op de Bøyabreen neerstortte. Het verwrongen aluminium illustreert de enorme krachten van het ijs.
De verbeterde ontsluiting en de opening van het museum lokten veel mensen naar het Bøyadalen, maar dat betekent niet dat die er vroeger niet waren. Sterker nog, de Bøyabreen werd rond 1900 als een van de meest toegankelijke gletsjers beschouwd. Samen met de nabijgelegen Supphellebreen werd hij veelvuldig bezocht door rijke toeristen. Hun cruiseschepen meerden aan in Fjærland (Mundal). Volgens een informatiepaneel bij de gletsjer kwamen er aan het begin van de 20e eeuw tot wel duizend mensen per dag aan.
Toen die vroege toeristen de gletsjer zagen was hij veel groter dan nu. Dat is te zien aan morenes die ervoor liggen. De verste ligt 2 km verderop en is gevormd in het midden van de 18e eeuw, toen de gletsjer tot aan het gehucht Bøyafjellstølen reikte. Een nog iets verdere morene werd in eerste instantie aan dezelfde periode toegeschreven, maar blijkt toch veel ouder te zijn – bijna 10.000 jaar zelfs (Rune AA & Sjåstad, 2000)!
De Bøyabreen in ca. 1930 en 2024. Bron 1930: Atelier K. Knudsen, University of Bergen Library ubb-kk-pk-2884.
In het midden van de 19e eeuw kwamen de eerste toeristen naar de Bøyabreen (en wetenschappers, zie bijvoorbeeld Sexe, 1869). De gletsjer was toen nog maar een paar honderd meter korter geworden. Hoewel hij in de daaropvolgende eeuw over het algemeen kromp, had de gletsjer ook tussentijdse groeifases die tot nieuwe morenes leidden in 1872, 1888, 1909 en 1930 (Nussbaumer et al., 2011). Pas in de jaren 1930 kwam het meer Brevatnet vanonder het ijs vandaan en tien jaar later brak de gletsjer in tweeën.
Tussen 1950 en 1980 was de Bøyabreen min of meer stabiel, met een geregenereerde gletsjer die net niet tot in het meer kwam. Daarna brak een periode van groei aan, waardoor de delen weer samensmolten in de jaren 1990. De gletsjer schoof opnieuw het meer in en ontwikkelde een kalvende rand, die voor kleine ijsbergjes zorgde.
Sinds de millenniumwisseling is de Bøyabreen in verval. Z’n steeds dunnere en terugtrekkende ijsval is niet meer in staat om de geregenereerde gletsjer te voorzien van ijs. Sneeuwlawines houden hem nu in leven, maar een geregenereerde gletsjer mag het eigenlijk niet meer heten. Toch bezoeken nog steeds vele toeristen de gletsjer, dankzij de nabijheid van de E5, parkeervoorzieningen en een restaurant.
Terwijl de onderkant van de Bøyabreen wegkwijnt, zien z’n hogere regionen er onverminderd uit als een ijzige wereld. Om dat te zien kunnen ervaren hikers de Kvannholtnipa (1640 m) oplopen, een berg die pal ten oosten van de gletsjer staat. Hij kan bereikt worden via de Flatbrehytta (let op: geen pad vanaf daar). De bergtop biedt een indrukwekkend uitzicht op zuidelijk Jostedalsbreen en dus ook de Bøyabreen.
De Bøyabreen in 1900-1907 en 2024. Bron 1900: Ralph L. Wilson, University of Bergen Library ubb-wil-m-096.
Zoek binnen glacierchange