Het Mont-Blancmassief ligt slechts voor een klein deel in Zwitserland. Niettemin zijn daar twee vrij grote gletsjers te vinden. De ene is de Glacier du Trient, de andere de Glacier de Saleinaz.
De Glacier de Saleinaz begint onder de bijna 3900 meter hoge Aiguille d’Argentière. vanaf daar stroomt hij zes kilometer naar het oosten, onderweg steeds smaller wordend. Rondom staat hoge bergen als de Aiguille du Chardonnet, de Grande Fourche en de Aiguille de l’A Neuve (allen rond de 3600), die voor de aanvoer van sneeuw zorgen.
Ter hoogte van de berghut Cabane de Saleinaz duikt de gletsjer op 2500 meter steil naar beneden. Daarna glijdt het ijs nog twee kilometer verder. De tong van de Glacier de Saleinaz reikt zodoende tot 2100 meter, opvallend laag. Dat komt doordat de onderste twee kilometer van de gletsjer in een diepe, schaduwrijke kloof liggen. Bovendien insoleert een steenlaag het ijs tegen warmte.
De Glacier de Saleinaz in 1988 (links) en 2020. Bron: swisstopo zeitreise.
Vroeger lag en niet zo’n dikke laag stenen op het ijs. Toen was het ijs veel dikker en bood het tegenwicht aan de zijmorenes. Nu het ijs dunner is storten de zijmorenes in en komen de aardverschuivingen op de gletsjer terecht. Bovendien gaan krimpende gletsjers langzamer stromen en komen zelfs bijna tot stilstand, waardoor de stenen niet meer via de lopende band van ijs worden afgevoerd.
Naast de dikke laag stenen op het ijs heeft het dunner worden van de gletsjer nog een ander gevolg: hij kan minder goed als oversteekplaats gebruikt worden. De Glacier de Saleinaz maakte het altijd mogelijk om van de Cabane de Saleinaz aan de zuidkant van de gletsjer naar een bivakplaats aan de noordkant te lopen. Doordat de gletsjer steeds lager komt te liggen is het ieder jaar moeilijker om van de hut op het ijs te komen, omdat er een steile en instabiele morene tussen ligt. Met de voortschrijdende smelt wordt dat alleen maar lastiger.
Zoek binnen glacierchange