De Heinabergsjökull is een gletsjer aan de zuidoostkant van de Vatnajökull-ijskap. Z’n tong is ingeklemd tussen twee bergruggen en damde vroeger twee meren af.
De Heinabergsjökull begint op de Breiðabunga, een breed gebergte van 1500 m hoog in het zuidoosten van de Vatnajökull. Drie gletsjers stromen samen om de Heinabergsjökull te vormen. Z’n tong is ongeveer 14 km lang en ligt ingeklemd tussen twee bergruggen: de Hafrafell in het westen en de Geitakinn in het oosten.
Tegenwoordig eindigt de gletsjer in een meer, nadat hij 3 km korter is geworden sinds het einde van de 19e eeuw. Destijds was de tong verbonden met die van de Skálafellsjökull in het westen en mogelijk ook met de Fláajökull in het oosten. Maar toen de eerste mensen duizend jaar geleden voet op IJsland zetten waren de gletsjers veel kleiner en was het dal waar nu de Heinabergsjökull ligt begroeid (Björnsson, 2017: 473).
Alle gletsjers van de Vatnajökull groeiden vanaf de 15e eeuw door afkoeling. In de daaropvolgende eeuwen werd landbouwgrond verwoest door de oprukkende gletsjers en wilde smeltrivieren. De groeiende Heinabergsjökull blokkeerde zijdalen af. Daar ontstonden meren, want het (smelt)water kon niet weg. Als de meren vol genoeg zaten stroomden ze in korte tijd leeg. Zulke plotselinge vloeden, die ook wel jökulhlaups worden genoemd, hebben bijna alle boerderijen weggevaagd die stroomafwaarts van de Heinabergsjökull stonden (Thorarinsson, 1939).
Vroeger waren er twee dalen door het ijs afgedamd, beide aan de oostkant van de Heinabergsjökull. De gevaarlijkste van de twee was het Vatnsdalur (Waterdal). Z’n oudste beschreven jökulhlaup was in 1898. Vóór die tijd was de gletsjer zo dik dat het water in het Vatnsdalur zo hoog stond dat het simpelweg over een bergpas naar een naburig dal (Heinabergsdalur) stroomde. Sinds die eerste in 1898 stroomde het meer ieder jaar leeg, later zelfs twee keer per jaar. Hoewel de omvang van de overstromingen afnam met het dunner worden van de gletsjer, vulde het Vatnsdalur zich tot en met 2016 nog met water.
De Heinabergsjökull ter hoogte van het Vatnsdalur in 1938 (links) and 2023. Het meer was in 1938 net leeggelopen. Fotograaf 1938: Sigurdur Thorarinsson, Jöklarannsóknafélag Íslands.
Het andere gletsjermeer lag onderaan het Heinabergsdalur en heette het Dalvatn. Het ontstond op het moment dat de gletsjer de ingang van het Heinabergsdalur bereikte, zo rond 1750. In de jaren 20 van de 20e eeuw verdween het meer weer, omdat de krimpende gletsjer geen barrière meer vormde. Het Dalvatn bevatte veel minder water dan het Vatnsdalur, maar genereerde in de 19e als enige overstromingen. De ijsdam bij het Vatnsdalur was toen te sterk en het water stroomde over een rand het Heinabergsdalur en dus het Dalvatn in.
Naarmate de gletsjer vanaf het einde van de 19e eeuw dunner werd, daalde ook het maximale waterniveau in de meren. Die verschillende fases van ijsdikte zijn daarom terug te vinden als oude kustlijnen op de hellingen rondom de voormalige meren. Bij het Dalvatn liggen 8 kustlijnen boven elkaar, bij het Vatnsdalur zelfs 12 (Bennett et al., 2000).
Het Vatnsdalur heeft flink bijgedragen aan het uitslijten van de bodem onder de Heinabergsjökull. Met elke vloed stroomde er met kracht water onder de gletsjer door en voerde veel sediment af. In combinatie met de erosieve gletsjer is er zodoende een diepe laagte ontstaan. De depressie onder de Heinabergsjökull is na Breiðamerkurjökull zelfs de langste in IJsland en ligt over een lenget van 10 km onder zeeniveau, het diepste deel maar liefst 220 meter (Hannesdóttir et al., 2015a).
De Heinabergsjökull in 1962 (links) en 2023. Foto 1962: Björn Björnsson, Þjóðminjasafni Íslands nr. 1820-3.
Toen de Heinabergsjökull op z’n grootst was ging de laagte geheel schuil onder de gletsjer. Na een halve eeuw achteruitgang werd in de jaren 1950 voor het eerst iets van het meer zichtbaar. Het meer groeide ten koste van de gletsjer tot in de jaren 1970, maar sindsdien is de gletsjer nauwelijks korter geworden. Dat betekent geenszins dat de Heinabergsjökull niet verandert. Hij wordt ieder jaar dunner en is sinds 1890 tot 300 m van z’n dikte verloren. Een derde van al het ijs is verdwenen (Hannesdóttir et al., 2015b). Nu drijft de onderste 4 km van de gletsjer in het water en kan daardoor snel uiteenvallen.
De wegkwijnende tong van de Heinabergsjökull voorkomt niet alleen dat de zijmeren zich vullen, het verandert ook de loop van rivieren. Vóór 1948 had de gletsjer twee smeltwaterrivieren: de Landvatn stroomde oostwaarts, de Heinabergsvötn zuidoostwaarts. Vooral laatstgenoemde was een grote hindernis voor reizigers en werd daarom in 1947-1948 overbrugd. Een paar maanden na de ingebruikname van de brug verlegde de rivier echter z’n loop, nadat de terugtrekkende gletsjer dat mogelijk had gemaakt. De rivier koos een westerlijkere route en sloot aan bij de Kolgríma. Sindsdien ligt de brug over een droge rivierbedding als herinnering aan het veranderlijke landschap.
Het voorland van de Heinabergsjökull draagt vele sporen van oude rivierlopen. Toen de gletsjer op z’n grootst was kon z’n smeltwater alle kanten uitstromen. Als een van de gletsjermeren leegliep sleurde de vloed ijsbergen mee. Die belandden op de spoelzanden, smolten langzaam uit en zijn nu nog als ronde gaten te herkennen. Maar toen de gletsjer zich terugtrok en het water niet meer over de opgehoopte sedimenten kon stromen, moesten de rivieren zich beperken tot een zuidwaartse route langs het ijs. Ze sneden zich daarbij steeds verder in, zodat een serie terrassen langs de oever van het meer is ontstaan (Evans & Orton, 2015).
In de komende decennia zal het proglaciale meer groter worden ten koste van de terugtrekkende gletsjer. Nu de temperaturen ongeveer 1°C hoger liggen dan in 1980-2000 gaat de gletsjer nog eens een derde van z’n massa verliezen. Als het nóg een graad warmer wordt zal de Heinabergsjökull in 2100 zelfs helemaal verdwenen zijn (Hannesdóttir et al., 2015a). In dat verre van onwaarschijnlijke scenario zullen alleen de hoogste delen van de Breiðabunga nog met ijs bedekt zijn.
De tong van de Heinabergsjökull in 1954 (links) en 2023. Bron: Landmælingar Íslands (1954) en ESRI World Imagery.
Zoek binnen glacierchange