De Mýrdalsjökull ligt bovenop de vulkaan Katla. Vanuit de krater stroomt het meeste ijs naar het oosten, want daar is de kraterrand het laagst. Zo begint de indrukwekkende Kötlujökull.
De krater van Katla is helemaal gevuld met een tot 700 m dikke laag ijs (Björnsson et al, 2000). Eenmaal uit de krater stroomt het ijs nog dertien kilometer verder tot in het laagland op tweehonderd meter. Onderweg perst het ijs zich door een relatief nauwe doorgang van drie kilometer, om daarna breed uit te waaieren tot een piedmont-gletsjer met een omtrek van vijftien kilometer. Zulke lobvormige gletsjertongen ontstaan als een gletsjer naar alle kanten kan uitstromen.
De Katla barst regelmatig uit: twintig keer in de afgelopen duizend jaar. De hitte smelt ijs razendsnel weg en veroorzaakt jökulhlaups (overstromingen door gletsjerwater). Nergens ter wereld is dat fenomeen zo krachtig als hier. Er kan tot 300.000 kubieke meter water per seconde voorbij komen. Daarbij vergeleken zijn zelfs de jökulhlaups van de Skeiðarárjökull klein.
Vanaf het moment dat de eerste Scandinaviërs in de negende eeuw voet aan land zetten hadden ze te maken met Katla. De aspluim vol bliksem, aardbevingen en overstromingen werden op eigentijdse wijze verklaard. Een huishoudster genaamd Katla zou met een magische broek de vulkaan opgerend zijn, dook erin en ontketende een uitbarsting. Mannen met wonderstaffen dirigeerden het water om hun boerderij en mensen overleefden op wegspoelende ijsbergen (Björnsson, 2017:223). Hoewel zulke verklaringen hebben afgedaan, helpen ze wel bij het dateren van jökulhlaups uit de eerste eeuwen van bewoning.
Katla is sinds de kolonisatie van IJsland gemiddeld eens in de vijftig jaar door de ijskap gebroken, met jökulhlaups tot gevolg. Ze raasden bijna altijd over en onder de Kötlujökull naar het oosten. Het gebied tussen de gletsjer en de zee bleef door de regelmatige overstromingen een kale zandvlakte. Ondanks dat de laatste uitbarstingen in 1918 was, is de Mýrdalssandur nog steeds een grotendeels onbegroeide vlakte door de slechte bodem en frequente zandstormen. Alleen op plekken waar grassen en lupine actief zijn ingezaaid is het groen, zoals langs de ringweg. Daardoor hoeft de weg veel minder vaak dan vroeger afgesloten te worden wegens zandstormen.
Terwijl de Kötlujökull wacht op een volgende vernietigende uitbarstingen knaagt klimaatverandering aan z’n randen. Net als de meeste gletsjers in (Zuid-) IJsland krimpt Kötlujökull sinds 1900, met een kortstondige groeifase in de jaren tachtig. Voor de meeste gletsjers in IJsland geldt dat hun omvang rond 1900 de grootste in duizenden jaren was, maar uit onderzoek blijkt dat Kötlujökull een andere geschiedenis heeft. Door de aslagen op en onder z’n buitenste morene te dateren, ontdekten wetenschappers dat Kötlujökull aan het begin van de vijfde eeuw maar liefst twee kilometer langer was dan rond 1900 (Schomacker et al., 2003).
Luchtfoto van Kötlujökull in 1996 (links) en 2020.
Luchtfoto van Huldujökull in 1996 (links) en 2020. Bron: Landmælingar Íslands.
In de afgelopen dertig jaar is Kötlujökull één tot anderhalve kilometer korter geworden. Uitzondering daarop vormt het meest zuidelijke deel, waar het ijs onder een dikke laag stenen langzamer smelt. Meerdere bedrijven maken daar dankbaar gebruik van. Ze organiseren excursies naar de drooggevallen smeltwatertunnels in het ijs. Dat kan er relatief veilig, omdat het ijs niet meer beweegt.
Waar het ijs ook nauwelijks nog beweegt is bij de Huldujökull, een kleine gletsjer die samenstroomt met de Kötlujökull. Tegenwoordig dendert het ijs van een klif op 900 meter hoogte naar een wegkwijnend doodijsveld in het dal beneden, maar tot begin deze eeuw was er geen rots te zien. In slechts 20 jaar is de gletsjer gesmolten en daardoor is een indrukwekkende waterval verschenen. Zo maakt ijs op vele manieren plaats voor water.
Zoek binnen glacierchange