Vanuit het dal is de Krossárjökull aldoor te zien, maar er daadwerkelijk komen is lastig. De Krossá vormt een grote hindernis op weg naar de gletsjer. Alleen bij lage waterstand is het mogelijk om stroomopwaarts de rivier te doorwaden. Omdat de rivier van de ene steile bergflank naar de andere slingert zijn er meerdere oversteken nodig.
Van veraf is al te zien dat de Krossárjökull steil afdaalt van het ijsplateau op 1400 meter naar het dal op 400 meter. Maar z’n onderste kilometer is relatief vlak. De tong ligt tegen de berg Eggjar aan, waar de gletsjer zich vroeger omheen vouwde. Tegenwoordig is de ijsstroom echter zoveel kleiner dat bijna al het ijs ten noorden van de berg blijft.
Sinds de jaren negentig is de Krossárjökull snel gesmolten, maar de laatste jaren is dat gestopt. Onderaan de ijsval is de gletsjer de laatste vijf jaar dikker geworden. Tot een langere gletsjer leidt dat echter nog niet: in het dal ligt nog honderden meters aan stilstaand (dood) ijs dat onder een laag stenen langzaam wegsmelt. Pas als de groei stroomopwaarts nog jaren aanhoudt kan het nieuwe ijs tot voorbij de huidige positie van het dode ijs komen. Vermoedelijk stokt de opbouw van nieuw ijs eerder dan dat.
Luchtfoto van de Krossárjökull in 1994 (links) en 2022. Bron: Landmælingar Íslands.
Voor het zijdal ten zuiden van Eggjar is de situatie iets anders. Doordat het dode ijs daar al grotendeels is weggesmolten, is de aanvoer van extra ijs er sneller te merken en leidt het op zeer bescheiden schaal tot groeiverschijnselen, zoals nieuwe morenes. Maar ook hier is het de vraag of dit het begin is van een opmars of slechts een stuiptrekking.
Zoek binnen glacierchange