De Nigardsbreen is de bekendste en best gedocumenteerde gletsjer in Noorwegen.
De Nigardsbreen in 1872-1875 en 2024. Bron1872: Knud knudsen, Universiteitsbibliotheek Bergen ubb-kk-1318-1040.
De Nigardsbreen stroomt vanaf het midden van de Jostedalsbreen naar het oosten en beslaat een tiende van de hele ijskap. De S-vormige gletsjer is ongeveer 9 km lang en daalt af naar 400 m boven zeeniveau. Honderd jaar geleden was hij bijna 3 km langer.
Geen gletsjer in Noorwegen is beter onderzocht dan de Nigardsbreen. Vele wetenschappers willen z’n gedrag reconstrueren. Gelukkig voor hen werd hij al in de jaren 1740 beschreven. Destijds dienden lokale boeren een klacht in over de snel groeiende gletsjer, die hun land overspoelde. Daarom wilden ze in 1742 een korting op hun belasting aan de koning. Inspecteurs kwamen poolshoogte nemen en het volgende jaar werden vaten met graan en wat geld gezonden om de grootste nood te ledigen (Gjerde et al., 2023).
Een gletsjer groeit niet van de ene op de andere dag. Zoiets wordt voorafgegaan door koelere zomers en sneeuwrijke winters (Svarva et al., 2018). Boeren in het Jostedalen voelden dat aan den lijve in de 17e eeuw. Hun gewassen hadden steeds vaker vorstschade en oogsten mislukten door langere winters. Ze waren arm, hongerig en niet in slaat om belasting te betalen (Gjerde et al., 2023).
Het dorp Mjølver werd het zwaarst getroffen. Aan het begin van de 17e eeuw was dit dorp, dat vlakbij de Nigardsbreen ligt, nog een van de meest productieve gebieden. De beste gronden lagen in het Mjølverdalen, een dal in het pad van de oprukkende gletsjer. Vanaf ongeveer 1620 verarmden de inwoners door het verslechterende klimaat. Ze konden bijvoorbeeld steeds minder boter produceren (Gjerde et al., 2023).
Op z’n weg omlaag duwde de Nigardsbreen rond 1680 een boom omver. De stomp is daarna blijven liggen en werd in 2005 gevonden. De naaldboom stond aan de westkant van het meer Nigardsbrevatnet, ruim 4 km verwijderd van de plek tot waar de gletsjer in 1748 reikte. Dat betekent dat hij 4 km moet zijn gegroeid in minder dan 70 jaar (Nesje et al., 2008).
Het jaar waarin de Nigardsbreen z’n maximale lengte bereikte (1748) is precies bekend, dankzij de plaatselijke predikant. Deze Matthias Foss hield nauwkeurig bij hoe de gletsjer z’n gemeenschap in ellende stortte en dus ook dat het ijs vanaf 1748 weer langzaam week (Foss, 1750). Op z’n hoogtepunt lag de gletsjer tegen de rivier in het Jostedalen aan.
Morenes, schilderijen en foto’s laten zien hoe de gletsjer gedurende de 19e eeuw terugtrok (Nussbaumer et al., 2011). Af en toe groeide hij eventjes en wierp dan morenes op. En toen begon John Rekstad in 1899 de lengteveranderingen systematisch te meten. Dat wordt tot op de dag van vandaag gedaan, zodat precies te zien hoe Nigardsbreen zich gedraagt.
De Nigardsbreen in 1880-1890 en 2024. Bron 1880: Axel Lindahl, Nationale Bibliotheek Noorwegen URN_NBN_no-nb_foto_NF_WL_02530.
Tijdens de eerste helft van de 20e eeuw werd de Nigardsbreen langzaam korter. Dat versnelde in de jaren 40 en 50, toen hij in Nigardsbrevatnet kalfde. Rond 1976 stopte de achteruitgang abrupt, waarna de gletsjer vanaf 1990 juist groeide. Tegen 2003 was hij 250 m langer geworden, waarna een krimpfase aanving die tot op heden duurt (NVE).
De lengteverandering hangt nauw samen met de massabalans; het verschil tussen sneeuwval in de winter en smelt in de zomer. Als een gletsjer dunner wordt stroomt er minder ijs naar de tong, die dan korter wordt. En vice versa: een dikker wordende gletsjer wordt uiteindelijk ook langer, zoals bij de Nigardsbreen gebeurde rond 1990. Opvallend genoeg is de gemiddelde dikte van de gletsjer niet afgenomen sinds 1962, toen de massametingen begonnen (data: NVE).
De achteruitgang van de Nigardsbreen gaat niet gepaard met massaverlies, zoals bij alle andere gletsjers in Noorwegen. Terwijl de relatief kleine gletsjertong veel dunner wordt, neemt de dikte van het hogere ijsveld juist een heel klein beetje toe (Kjøllmoen, 2022). Dat zou uiteindelijk tot minder lengteverlies moeten leiden, al is het notoir lastig om massaveranderingen bij te houden. De smelt wordt vaak een beetje onderschat en sneeuwval overschat (Andreassen et al., 2016).
Normaalgesproken kraait bijna geen haan naar een smeltende gletsjer. Niets nieuws immers. Maar de Nigardsbreen is een bijzonder geval. Als een van de grootste en laagste gletsjers heeft hij een onweerstaanbare aantrekkingskracht op zowel Noren als buitenlandse toeristen. Velen wagen er hun eerste stapjes op een gletsjer. Maar de wandeling ernaartoe wordt wel steeds langer.
Het Breheimsenteret met de Nigardsbreen in ca. 2000 en 2024.
Ter hoogte van de morene uit 1748 is in 1993 een bezoekerscentrum gebouwd dat iets wegheeft van een gletsjerspleet. Dit ‘Breheimsenteret’ brandde in 2011 helemaal af, maar werd snel herbouwd. In het souterrain is een permanente expositie te zien over de geschiedenis van het Jostedalen in het algemeen en de Nigardsbreen in het bijzonder.
De Nigardsbreen boven het Nigardsbrevatnet in 1998 (Rudiger Stehn via Flickr) en 2024.
Hoewel er tussen het bezoekerscentrum en de gletsjer 4 km aan bossen, meren en morenes ligt, was het ijs altijd duidelijk zichtbaar. Maar door de onophoudelijke smelt van de afgelopen 20 jaar dreigt de gletsjer binnenkort uit het zicht te verdwijnen.
Als de Nigardsbreen zich eenmaal om de hoek heeft teruggetrokken zit er niks anders op dan helemaal naar de tong te lopen. Een (tol)weg loopt tot aan het Nigardsbrevatnet, waar een grote parkeerplaats als verzamelplek dient voor gletsjerexcursies. Vanaf daar is het nog 2 km lopen over gladde rotsen.
Nou ja, gelukkig leidt er niemand meer honger door toedoen van de Nigardsbreen.
Zoek binnen glacierchange