Het Norðurdalur is een kort en breed dal aan de oostkant van de Skeiðarárjökull. De gletsjer damt een meer af dat in het afgelegen dal ligt. Iedere zomer stroomt het meer leeg, maar dat valt door het veranderende landschap nauwelijks nog op.
Skeiðarárjökull is een van de best bestudeerde gletsjers van IJsland. Daarbij gaat de meeste aandacht uit naar jökulhlaups: vloedgolven van smeltwater, ontstaan door vulkaanuitbarstingen of het plotseling leeglopen van meren naast en onder het ijs. De grootste jökulhlaups komen uit het Grímsvötn, maar ze kunnen ook ontspringen uit twee meren naast de Skeiðarárjökull. Aan de westkant werd het Grænalón afgedamd door de gletsjer, in het oosten het Norðurdalur. Vanwege de smeltende gletsjer is het Grænalón definitief leeggelopen, het veel kleinere meer in het Norðurdalur ligt er nog.
De tien kilometer brede Skeiðarárjökull stroomt langs het Norðurdalur. De bodemtopografie dirigeert een klein deel van het ijs het twee kilometer lange dal in. Het ijs hecht zich aan de bergen rondom het dal, maar in de hoeken hebben toestromende beekjes altijd kleine meren tussen het ijs gevormd. Door de opwarming van het klimaat worden die meertjes langzaam groter.
Rondom het Norðurdalur liggen de bergen van Skaftafellsfjöll. Op hun flanken zijn horizontale strepen te zien, honderdvijftig meter boven de gletsjer. Die markeren het vroegere waterpeil van het afgedamde gletsjermeer. Ook hier, vijftien kilometer stroomopwaarts van de gletsjertong, is de klimaatverandering onmiskenbaar.
Het watervolume van het meer in het Norðurdalur groeit enerzijds door het groter worden van het meer: ijs breekt van de gletsjer af, zodat de meren uitbreiden en naar elkaar toe groeien. Anderzijds neemt het watervolume af doordat de gletsjer dunner wordt en de meren dus ondieper. Gevaarlijk zijn jökulhlaups van het Norðurdalur daarom nooit geweest. Ze gaan meestal ongemerkt voorbij, terwijl het ieder jaar raak is. De meren raken in de loop van de zomer met smeltwater gevuld en stromen leeg als de druk hoog genoeg is opgelopen. Er zit daarom behoorlijk wat regelmaat in: over de laatste vijf jaar liep het Norðurdalur leeg in september 2017, september 2018, juli 2019, augustus 2020, augustus 2021, juli 2022 en augustus 2023. Na een jökulhlaup is er zo’n effectief drainagesysteem uitgesleten dat het Norðurdalur zich pas na de winter weer met water kan vullen, als alles is dichtgevroren en -gedrukt.
Nordurdalur in 1997 (links) en 2017 vanuit de lucht. Bron: Landmaelingar Íslands en Loftmyndir ehf.
Mocht het Norðurdalur weer leeglopen, dan komt het smeltwater onderweg een snel veranderend landschap tegen. Tot begin deze eeuw was er bijvoorbeeld stroomafwaarts nog een tweede plek tussen de gletsjer en de Skaftafellsfjöll waar water ophoopte en plots wegliep. Dat water werd aangevoerd door de Langagil, een rivier die vanwege de verlaagde gletsjer tegenwoordig diep is ingesneden in oude afzettingen. Er stond nog eenmalig water tijdens de jökulhlaup van Grímsvötn in december 2021.
Door het dunner worden van de Skeiðarárjökull komt er sinds een paar jaar een rots uit het ijs tevoorschijn. Nu is hij naamloos, maar mogelijk is dit de berg die bijna duizend jaar geleden als Jökulfell in het Landnámabók (kolonisatieboek) werd genoteerd. Tot 1343 was er ook een kerkje in de buurt. Toen de gletsjer later over de berg heen groeide zou een naburige berg de naam hebben overgenomen (Skaftafell Geology facebook-page). Misschien kan die berg de naam binnenkort teruggeven. Dankzij de snelle smelt zal het onbeduidende rotsje de komende jaren namelijk ‘uitgroeien’ tot een opvallende berg.
Waar het smeltwater onder het oostelijke einde van de gletsjer vandaan komt zijn de veranderingen niet minder spectaculair. Dit deel van de brede Skeiðarárjökull had ‘altijd’ zijn eigen smeltwaterrivier: de Skeiðará. Samen met de Súla (ook wel Núpsvötn genoemd) in het westen voerde de Skeiðará de enorme hoeveelheden smeltwater van de Skeiðarárjökull naar zee. Dat beide rivieren aan de flanken van de gletsjers ontspringen (in plaats van in het midden) heeft met de vorm van de gletsjer te maken: de Skeiðarárjökull is hogerop ‘slechts’ acht kilometer breed, terwijl de tong uitwaaiert in een boog van dertig kilometer breed. Die vorm drukt het water naar de randen.
Oostkant van de Skeiðarárjökull in 1974 (links) en 2023, gezien vanaf Vörðusker met Hæðir op de voorgrond. Bron 1974: Fotomuseum Reykjavik, foto INO 004 132 1-1.
Met het veranderen van de Skeiðarárjökull veranderen de rivieren ook. De gletsjer heeft een laagte uitgeschraapt die begrensd is door z’n eindmorene. Toen de gletsjer vanaf het begin van de twintigste eeuw korter begon te worden kwam langzaam maar zeker die laagte onder het ijs vandaan. Tegelijkertijd werd het stroombed van de Skeiðará met iedere jökulhlaup juist opgehoogd dankzij de aanvoer van sediment. Dat proces was in 2004 zo ver gevorderd dat de Skeiðará droog viel. ”Je kunt nu met droge voeten in de Skeiðará staan”, kopte de landelijke krant Morgunblaðið (Morgunblaðið, 2004). In plaats van rechtstreeks naar zee te stromen, loopt de Skeiðará sindsdien pal langs de gletsjerrand om aan te sluiten op de Gígjukvísl, een relatief jonge rivier midden voor de gletsjer. Hetzelfde is gebeurd met de Súla in het westen. Tussen de gletsjer en z’n eindmorene ligt nu een zone van twee (oost) tot vijf (west) kilometer breed met grote meren.
De veranderende loop van de Súla tussen 2015 (links) en 2023. Bron: Sentinel-1 via Copernicus Browser.
Skeiðarárjökull met zijn rivieren Skeiðará en Súla in 1985 (links) en 2020. Bron satellietbeelden: Google Earth.
Niet iedere droogvallende rivier haalt de krant. Dat die eer de Skeiðará wel ten deel viel komt door z’n woelige geschiedenis. Hij teisterde de boeren van Skaftafell honderden jaren lang: sinds het midden van de zestiende eeuw vernietigde de rivier steeds meer land en boerderijen, totdat de bewoners alleen nog op de hellingen van Skaftafell konden leven (Björnsson, 2017: 393). De brede, sterke en wispelturige rivier was ook een groot obstakel voor reizigers. Alleen met de meest ervaren paarden en onder begeleiding van lokale gidsen kon de andere oever worden bereikt. Het enige alternatief was een tocht óver de gletsjer, ook niet zonder gevaar.
Pas in 1974 lukte het om een brug te bouwen over de Skeiðará, waarmee het voor verkeer eindelijk mogelijk werd om rond het hele eiland te rijden. Die laatste brug was met 964 meter ook meteen de langste brug van het land. Door de verlegde rivierloop was de brug van de ene op de andere dag grotendeels nutteloos geworden. Vanwege de terugtrekkend gletsjer anticipeerde men al langer op zo’n gebeurtenis en in 2017 werd de brug vervangen door een veel kortere. Volgens verwachting trof de Núpsa in 2017 hetzelfde lot: ook die rivier worstelde zich niet langer eigenhandig door morene en sediment, maar koos een route voorlangs de gletsjer om aan te haken bij de Gígjukvísl. Sindsdien gaat alle smeltwater van de enorme Skeiðarárjökull door deze ene rivier, waardoor een uitbraak van het Norðurdalur nóg minder opvalt.
Zoek binnen glacierchange