De Skaftafellsjökull is waarschijnlijk de bekendste gletsjer van IJsland. Vlak voor de gletsjer ligt daarom een grote camping, een bezoekerscentrum en staan meerdere gebouwtjes van excursiebedrijven. Maar de Skaftafellsjökull zelf is te ver gesmolten voor gletsjertochten.
De Skaftafellsjökull is ongeveer 12 km lang. Hij wordt gevoed door twee ijsvallen van elk een kilometer breed en 400 m hoog. De ene voert ijs aan van de Vatnajökull, de ander van de Öræfajökull. Waar ze samenkomen ligt een middenmorene, die duidelijk maakt dat de Vatnajökull het meeste ijs aanvoert: het deel van de Skaftafellsjökull aan die kant van de middenmorene is twee tot drie keer zo breed als de kant die wordt gevoed door de Öræfajökull. De ijsdikte bedraagt gemiddeld 250 m.
Ten westen van de Skaftafellsjökull ligt de Skaftafellsheiði. Dat is een glooiende heuvel die vol staat met bosjes, veengebiedjes en grassen. Mede vanwege deze rijke vegetatie werd het gebied in 1967 tot Nationaal Park uitgeroepen, het eerste van IJsland. De gletsjer maakte veruit het grootste deel van het park uit, dat sinds 2008 is opgegaan in het veel grotere Nationale Park Vatnajökull.
Meerdere studies hebben onafhankelijk van elkaar geconcludeerd dat de Skaftafellsjökull in de periode 1870-1880 op z’n grootst was. Dat deden de onderzoekers aan de hand van lichonometrie. Ze maten de grootte van korstmossen (lichens) op de stenen van de eindmorene die destijds is gevormd. Korstmossen kunnen pas gaan groeien als de stenen niet meer bewegen, dus nadat de gletsjer ze naar hun verste punt heeft geduwd. M. Ómarsdóttir deed dat heel grondig. Zij mat maar liefst 2400 korstmossen, waarvan 300 op de buitenste morene. Die op de buitenste morene waren gemiddeld vijf centimeter groot. Dankzij de eerder vastgestelde groeisnelheid was haar conclusie dat de morene omstreeks 1870-1880 moet zijn gevormd (Ómarsdóttir, 2007, Chenet et al., 2010).
Een kleine zestig jaar nadat de Skaftafellsjökull op z’n grootst was begon het IJslandse Meteorologische Instituut bij te houden hoeveel meter de voorkant van de gletsjer jaarlijks verschoof. De start van deze systematische metingen viel samen met het begin van een relatief warme periode. Tussen 1932 en 1967 werd de gletsjer 1,3 kilometer korter, waarbij gestroomlijnde morenes aan het licht kwamen. Dat zijn brede, halfronde morenes die mogelijk meer dan tweeduizend jaar oud zijn. Toen de gletsjer enkele eeuwen geleden weer over deze oudere morenes heen groeide heeft hij ze glad geschoven. Dat is mede te zien aan de ijsstroomruggen (flutes) die erop liggen (Lee et al., 2018).
Uitzicht op de tong van de Skaftafellsjökull in 1942 (Ingólfur Ísólfsson, Jöklarannsóknafélag Íslands) en 2023.
Hoewel de Skaftafellsjökull over het algemeen kleiner werd in de periode 1930-1970, stootte hij soms een klein stukje naar voren. Als dat gebeurde vormde de gletsjer zeldzame ‘haarspeldmorenes’. Dat is een bijzonder type rug met lange armen in een V-vorm die ontstaan doordat er sediment van onder het ijs in crevassen (scheuren in het ijs) wordt gedrukt. Dat kan alleen als de bodem helemaal verzadigd is met water en daardoor makkelijker vervormbaar is. Dat bodemmateriaal wordt vervolgens in lengtescheuren in de gletsjer gedrukt en blijft liggen nadat het ijs is gesmolten (Evans et al., 2017).
De sterke teruggang stopte eind jaren 1960. Vanaf toen lag de voorkant van de Skaftafellsjökull tientallen jaren lang min of meer op dezelfde plek en wierp een hoge samengestelde morene op, geholpen door een kleine groei in het midden van de jaren negentig. De rug valt duidelijk op in het landschap. Sindsdien is de gletsjer alweer een kilometer korter geworden, waardoor de tong nu in een meer ligt. Daarom kunnen er geen gletsjerwandelingen meer op de Skaftafellsjökull worden georganiseerd en rijden de bedrijven hun klanten naar de nabijgelegen Fallsjökull.
Tussen de hoge eindmorene uit de jaren 1990 en het meer ligt een serie van smalle ruggen, zelden hoger dan een meter. Dit zijn recessiemorenes, gevormd in de winter als de gletsjer door het koude weer amper smelt. Omdat de gletsjer wel vooruit blijft glijden wordt hij in de winter een klein beetje langer en werpt een bescheiden nieuwe morene op. Die hebben een zaagtandvorm vanwege de ingesneden voorkant van de gletsjer. Dat zit zo: door de stroming zitten er crevassen (scheuren) in de lengte van de gletsjer die de voorkant van het ijs een zigzagvorm geven. Na het opwerpen van zo’n winterse zigzagmorene krimpt de Skaftafellsjökull in de zomer weer, zelfs verder dan de vorige zomer vanwege de algehele achteruitgang. In de winter groeit hij weer, zij het niet zo ver als de vorige winter. Zo komt de ene recessiemorene achter de andere te liggen en ontstaat er een lange serie van ruggetjes. Nergens is dit proces zo mooi te zien als bij de Skaftafellsjökull, maar er worden sinds 2010 geen nieuwe ruggen meer gevormd omdat de gletsjer sindsdien in het water eindigt.
De Skaftafellsjökull in 1976 (Hjálmar Bárðarson, Þjóðminjasafni Íslands) en 2023.
De Skaftafellsjökull eindigt tegenwoordig in een zogenaamde overdeepening. Dat is een laagte onder de gletsjer die hij zelf heeft uitgesleten in de afgelopen honderden jaren. Sediment bevroor aan de basis van de gletsjer en werd naar voren gesleept. Samen met het vooruitduwen van materiaal is zodoende een kilometerslange laagte ontstaan. Door de achteruitgang van de gletsjer komt deze laagte onder het ijs vandaan en vult zich met water. De laagte onder de Skaftafellsjökull strekt zich 6 km landinwaarts uit, waarvan 5 nog onder het ijs schuil gaan (Hannesdóttir et al, 2015). Doorgaande smelt zal dus een steeds groter deel van dit meer blootleggen. Het relatief warme water en afkalven van ijsbergen kunnen de achteruitgang zelfs versnellen (Lee et al., 2018).
Tot aan 1935 kwam de Skaftafellsjökull samen met de Svínafellsjökull ter hoogte van de Hafrafell. Lokale boeren lieten voorheen hun schapen op deze berg grazen, maar dat ging niet meer toen de gletsjers vanaf ongeveer 1700 samenvloeiden. De berg werd ingesloten door het ijs (Björnsson, 2017: 141). De krimp was in 1935 zo ver gevorderd dat de gletsjers niet meer samen kwamen en sindsdien is de berg weer bereikbaar.
Wie nu langs de oostelijke oever van het Skaftafellsjökull-meer loopt kan de Hafrafell oplopen. De veel moeilijkere beklimming van de Hrútsfjallstindar (1854 m) begint ook hier. Voor het beste uitzicht op de Skaftafellsjökull kun je het beste de Kristínartindar (1126 m) aan de andere kant van de gletsjer oplopen. Onderweg en bovenop zie je alle bijzondere kenmerken van deze prominente gletsjer.
Zoek binnen glacierchange