In het midden van Zwitserland ligt de Steingletscher, ook wel Steigletscher genoemd. De 3 km lange gletsjer is de afgelopen decennia snel kleiner geworden, wat mogelijkheden bood voor nieuw onderzoek.
De Steingletscher in 1986 (links) en 2021. Bron: swisstopo zeireise.
De Steingletscher stroomt van toppen als de Sustenhorn (3502) en Gwächtenhorn (3404) 3 km naar het noorden. De tong lag tot begin deze eeuw vlakbij een doorgaande weg (Sustenpass) en daardoor heel makkelijk te bereiken, zeker toen de gletsjer in de jaren 1970 en 1980 groeide. Dat gebeurde in die tijd met meer gletsjers aan de noordkant van de Alpen in Zwitserland. Ze bereikten echter bij lange na niet hun maximale grootte van rond 1850.
In de negentiende eeuw reikte de Steingletscher tot de plek waar nu het hotel-restaurant aan de Sustenpass staat. Daarna werd de gletsjer korter en onder de tong kwam een meer tevoorschijn, de Steisee. Na een kilometer korter te zijn geworden groeide de Steingletscher tussen 1970 en 1990 250 m. In die tijd zag de tong er heel anders uit. Groeiende gletsjers hebben namelijk een vel steilere voorkant. De Steingletscher reikte uiteindelijk weer tot aan de Steisee.
Daarna nam de lengte snel af, zeker vanaf 2000. Doordat een rotswand instortte in 2020 is de gletsjertong grotendeels bedekt door stenen. Nu de tong zowat onzichtbaar is moet je naar de hooggelegen Tierberglihütte (2750 m) lopen om de Steingletscher goed te zien. Vroeger was de berg waarop de hut staat geheel ingesloten door het ijs. Ten oosten ligt nog steeds de Steingletscher, maar de Steilimigletscher ten westen ervan is geheel verdwenen.
Het terugtrekkende ijs maakt nieuw onderzoek mogelijk. Rond het jaar 2000 kwamen rotsen van Chuebergli (Chööbargli) bloot te liggen door het verdwijnende ijs. Dat bood wetenschappers de kans om van die rotsen monsters te nemen en ze te testen op Beryllium. Het gehalte Beryllium-10 zegt iets over de tijd dat de rots zonlicht heeft kunnen opvangen. Omdat de geteste rotsen dankzij de laatste ijstijd tienduizenden jaren onder het ijs lagen en afgeschraapt zijn, bevatten ze aan het einde van de ijstijd (11.700 jaar geleden) geen nucliden meer die door de zon waren beïnvloedt.
Dankzij eerder onderzoek aan een veraf liggende morenes was al bekend dat het lage deel van de Steingletscher rond de tienduizend jaar geleden verdween. De Beryllium-test wees uit dat de rotsen vervolgens 7000 jaar lang blootgesteld werden aan daglicht. Pas drieduizend jaar geleden werd de gletsjer weer groot genoeg om over Chüebergli heen te groeien. Daarna zijn er nog wel kortdurende periodes geweest dat de Steingletscher juist weer kleiner was, maar dat waren de uitzonderingen (Schimmelpfennig et al., 2022).
Was de Steingletscher rond het jaar 2000 dan groter dan hij tussen tienduizend en drieduizend jaar geleden was? Nee, niet perse. Want hoewel de rotsen rond 2000 aan het oppervlak kwamen, had de gletsjer op basis van de temperatuur toen al veel kleiner moeten zijn. De smeltsnelheid kan het tempo van opwarming simpelweg niet bijhouden, net zoals dat alle Alpengletsjers nog steeds zouden verdwijnen als de opwarming nu stopt. De vertraging is ongeveer 50 jaar, zodat het onderzoek eigenlijk zegt dat de Steingletscher 7000 jaar lang kleiner was dan in 1950 (Schimmelpfennig et al., 2022).
De uitkomsten zijn in lijn met eerdere onderzoeken, waardoor een steeds beter beeld ontstaan van het Holoceen, zoals de periode na de laatste ijstijd wordt genoemd. Het blijft echter moeilijk te bepalen hoe warm het precies was. Ook de ‘zonlichtmethode’ zegt niets over hoe klein de gletsjer in de tussenliggende periode was en of hij zelfs helemaal verdween. Naarmate steeds hogere rotsen ijsvrij worden, zullen wetenschappers proberen te kijken of ook de hoogste delen van de Alpen in de afgelopen tienduizend jaar ijsvrij zijn geweest. Daarmee komt onze toekomst steeds beter in historisch perspectief te staan.
Zoek binnen glacierchange