De Svínafellsjökull is een van de makkelijkst te bereiken gletsjers van IJsland. Beginnend op de flanken van de hoogste berg van het land, de Hvannadalshnúkur (2110 m), stroomt hij over een lengte van elf kilometer omlaag tot bij de ringweg op zeeniveau. Daarom werden hier lange tijd gletsjertochten georganiseerd.
Het enige dat de ringweg scheidt van de Svínafellsjökull zijn de eindmorenes. Die heuvels van opgeschoven stenen en zand zijn in de afgelopen twintig jaar massaal begroeid geraakt met lupine, een plant die vanuit Alaska is ingevoerd om erosie en verstuiving in IJsland tegen te gaan. De lupine heeft het echter zo naar zijn zin dat hij tegenwoordig op sommige plekken bestreden wordt. Maar er zijn ook signalen dat de plant na verloop van tijd weer vanzelf afneemt.
Wat de Svínafellsjökull anders maakt dan de meeste gletsjers is dat hij de laatste tachtig jaar nauwelijks korter is geworden. Dat komt met name dankzij het dikkere ijs ter hoogte van de tong: de gletsjer ligt in een honderden meters diepe laagte die helemaal met ijs is gevuld (Hannesdottir et al., 2015). Daardoor reikt het ijs nog steeds tot de morene en duwt het voortbewegende ijs nieuwe heuveltjes tegen de oude hogere morene aan. En omdat die oudere morenes begroeid zijn met lupine, is er een zeldzaam scherpe grens tussen de bloemenzee en de ijzige wereld.
Westkant van de tong van Svínafellsjökull in 1974 (links) en 2023. Fotograaf 1974: Thor Eyfeld Magnusson, Ljósmyndadeild Þjóðminjasafnsins.
De Svínafellsjökull komt echter alleen in het midden tot aan de morene. De flanken zijn flink gesmolten en daar liggen nu twee meren die ieder jaar groter worden. Bovendien is de hele gletsjer veel dunner geworden, ook in het midden. Lag de Svínafellsjökull rond 1900 bovenop de hoge morene, nu schampt hij hem vijftig meter lager.
Een tweede verschil met veel andere IJslandse gletsjers is dat de Svínafellsjökull zijn maximale omvang veel eerder bereikte, namelijk al in de Middeleeuwen. Dankzij de bodemopbouw van een destijds gevormde morene kon Hjalti Gudmundsson (1998: 180) achterhalen dat de gletsjer in de dertiende eeuw zo groot was. De morene heet Stóralda en ligt honderen meters vóór de latere morene, die uit de tijd stamt dat de belendende gletsjers op hun grootst waren: de achttiende en negentiende eeuw. Ook Svínafellsjökull groeide toen weer, na een paar eeuwen krimp. Dat leidde er rond 1700 toe dat de Svínafellsjökull en de Skaftafellsjökull samenvloeiden en de berg ertussenin moeilijk bereikbaar was voor schapenhouders. Dat duurde tot 1935, toen de gletsjers genoeg gesmolten waren om de voorheen ingesloten Hafrafell weer op te kunnen.
Het derde verschil schuilt in het sedimenttransport. Bovenop de gletsjer liggen opvallend veel rotsen, meer dan bij andere gletsjers. Die zijn van de omringende bergwanden afgebroken (waaronder een grote steenlawine in 2013) en worden naar de morene gevoerd. Doordat de stenen óp de gletsjer liggen blijft hun vorm grotendeels hetzelfde. Heel anders dan wanneer de stenen ín of ónder het ijs liggen, zoals veel vaker bij naburige gletsjers het geval is. Dan schrapen de stenen langs elkaar en de rotsbodem, zodat ze ronder worden en krassen oplopen. Dit is terug te zien in de morenes: bij de Svínafellsjökull bevat die hoekige stenen, bij andere morenes rondere stenen (Lee et al., 2018).
Transporteren van stenen vereist een bewegende gletsjer. Dat doen ze natuurlijk allemaal, maar toevallig was de Svínafellsjökull de eerste IJslandse gletsjer waarvan de snelheid werd gemeten. Aan de hand van palen in het ijs, markeringen op de bergwand en zichtlijnen concludeerde de Zweedse onderzoeker Otto Torell in 1857 dat de gletsjer 25 centimeter per dag bewoog (Björnsson, 2017: 444). Die snelheid valt ook af te leiden aan de ogieven in het ijs: bogen van ijs onder een ijsval. Ieder jaar wordt een band van donker ijs in de zomer gevormd en schoner ijs in de winter. Samen zijn ze bij de Svínafellsjökull ongeveer honderd meter breed, wat mooi overeenkomt met de 25 centimeter per dag (dat telt op tot negentig meter per jaar).
De zeer beperkte teruggang van de Svínafellsjökull, onstabiele bergwanden en diep uitgesleten laagte hebben allemaal bijgedragen aan de relatief hoge eindmorene van vijftig meter hoog. Zelfs nu komt de gletsjer nog helemaal tot aan de morene, wat prachtige combinaties van bloemen en ijs oplevert. Maar de verbinding is broos, dusdanig dat gletsjerexcursies wegens veiligheidsrenen zijn verplaats naar andere gletsjers. In de nabije toekomst zal de verbinding verbroken worden. De gletsjertong zal dan snel gaan afkalven, wat de krimp versnelt. Er zal een groot meer verschijnen waar eens ijs lag, in potentie vijf kilometer lang.
Zoek binnen glacierchange